Sport, spel, psychologie
“Biljarten is een verdomd moeilijk spelletje!” Of moet ik zeggen: “Biljarten is een moeilijke sport!”? De meningen hierover lopen uiteen. De één zal zeggen dat het vanzelfsprekend een sport is, de ander ziet het meer als een spel; je hoeft er immers niet bij te rennen. Een grappige uitspraak die ik wel eens van een teamgenoot heb gehoord, is: “Biljarten is een sport, want je koopt je keu toch niet bij Bart Smit?”
Ik denk dat beide termen te rechtvaardigen zijn. Je kunt biljarten zien als een recreatief spel: “Even gezellig een keutje leggen.” Kijk je echter naar competities of kampioenschappen, dan vind ik dat de term sport gerechtvaardigd is. Dergelijke wedstrijden hebben drie belangrijke pijlers van de sport in zich: spanning, strijd en tactiek. Winnen en prestaties verbeteren zijn het doel. Dus, sport of spel? Ik reken het allebei goed.
‘Verdomd moeilijk’, daar is iedereen die wel eens een keu gehanteerd heeft het wel over eens. De juiste techniek, de perfecte snelheid, de goede dikte; het moet allemaal kloppen voor het gewenste resultaat. De minste of geringste afwijking en de ballen liggen weer nét achter elkaar of in een ‘onmogelijke’ positie. Uren en uren oefening zijn nodig voor de perfecte stoot. En dan nog...
Spanning
Een vrij potje (spel?) of een belangrijke wedstrijd (sport?): het is niet te vergelijken. Op tafel ligt een prachtige bal. “Niet heel makkelijk, maar indien goed gespeeld een mooi vervolg” is je gedachte. “Ik heb hem honderden keren geoefend!” denk je er nog achteraan. Vervolgens leg je aan. “Hij moet raak, anders gaat mijn tegenstander er met een prachtige positie vandoor.” De aanwezige kijkers voelen hetzelfde. Je stoot, en… nét mis! In een vrij potje was dezelfde bal waarschijnlijk gewoon raak gegaan. Spanning, en de controle ervan, spelen een belangrijke rol in het biljarten. Natuurlijk is alles makkelijker in een vrij potje of wanneer je alleen aan het trainen bent. Er staat immers niets op het spel.
Iedereen die zegt: “Ik voel geen spanning bij het biljarten!” liegt of heeft nog nooit een echte wedstrijd gespeeld. Ik heb die spanning zelf dus ook. Door de jaren heen speel je echter zo veel wedstrijden en doe je zo veel ervaring op dat je de spanning makkelijker onder controle kunt houden. Ik denk dat ik wel kan zeggen dat ik de spanning zelfs een beetje nodig heb om te kunnen presteren. Dus heb je zelf last van wedstrijdspanning? Weet dan dat iedereen dat heeft, óók je tegenstander. Accepteer het en probeer er zo goed mogelijk mee om te gaan.
Afgelopen jaar speelde ik een partij in de finale van het Nederlands Kampioenschap voor Kaderteams. Zondagochtend, de eerste ronde van de tweede speeldag. Een partij die niet verloren mocht worden, anders was de kans om eerste te worden definitief verkeken. Tijdens de vijf minuten inspelen begon ik me de situatie dondersgoed te realiseren: “Mijn maten moeten straks nog spelen, en dat is allemaal voor niks als ik nu verlies.” Tijdens de partij leek het wel of iemand bij elke stoot aan mijn achterhand trok. Het lijf deed gewoon niet wat ik vroeg. Toen mijn tegenstander aan tafel stond keek ik naar zijn acties en zag dat hem hetzelfde overkwam. De spanning overviel hem ook. Het is nooit een hele mooie wedstrijd geworden. Degene die de spanning uiteindelijk het beste wist te bedwingen won. Gelukkig was ik dat deze keer.
Strijd
Biljarten is een strijd tussen twee spelers. Maar hoezo strijd? Je staat immers niet als twee boksers tegenover elkaar in de ring. Als jij speelt kan je tegenstander niets anders doen dan wachten. Als je tegenstander aan tafel staat zit jij op de stoel. Juist dat ‘zitten’ is een belangrijk onderdeel van die strijd. Piet Liefting zei vroeger, toen ik nog niet zo lang speelde; “Je moet leren zitten.” Daar had hij gelijk in. Je zit rustig en houd je keu bij je. Liefst hou je hem vast. Je beweegt niet met alle caramboles van je tegenstander mee, in de hoop dat er een bal misgaat. Je maakt een waarderend gebaar naar je tegenstander als hij een hele mooie bal maakt, maar je hoeft hem ook niet te overspoelen met complimenten. Als hij een gelukje heeft laat je dat gewoon gaan. Heeft hij de hele tijd geluk (hoe objectief ben je?), kijk dan maar naar een andere tafel. Je wacht je beurt rustig af. Je kunt je laatste misser nog even overdenken. Maar blijf er vooral niet in hangen. Eenmaal terug aan de tafel kijk je vooruit.
Je kunt een partij dus werkelijk verliezen omdat je niet goed kunt ‘zitten’. De strijd tussen jou en de tegenstander gaat de hele wedstrijd door. Je kunt je tegenstander vanaf de stoel sterker maken door de manier waarop je je gedraagt en hoe je reageert. Als je echter min of meer stoïcijns aan de kant blijft, dan merkt de tegenstander dat ook.
Als je eenmaal aan de beurt bent gaat de strijd verder. Nu heb jij de touwtjes in handen. Kijk dan ook af en toe even naar de tegenstander. De houding spreekt soms boekdelen en kan jou sterker maken. Zit hij er echter als een doorgewinterd ijskonijn met een ‘mij krijg-je-niet-gek-mentaliteit’, kijk dan maar niet.
Tactiek
Wat is de beste aanpak? Aanval of verdediging? Het kan per partij verschillen. Het kan van je tegenstander afhangen, of zelfs van het materiaal. Ook kan de beste tactiek tijdens het verloop van een partij veranderen.
In de loop der jaren heb ik al veel ‘adviezen’ voorbij horen komen. Zeg af en toe “mooie bal” als je ziet dat hij net misgaat. “Daar kan ie niet tegen.” “Blijf lang bij de tafel staan nadat je mist”. Laatst hoorde ik zelfs iemand zeggen “Laat je krijtje op tafel liggen, daar raakt hij geïrriteerd van.” Laat het duidelijk zijn; ik heb het niet over dit soort ‘tactiek’. Dit is gewoon vervelend en onsportief gedrag.
Ik heb het over tactiek op de tafel. Meestal komt dit neer op de vraag; neem ik vol risico voor een goede positie of ga ik voor de makkelijkere carambole? Keer op keer lastige beslissingen die biljarten wederom ‘verdomd moeilijk’ maken. Eén van de beste tips die ik heb gekregen van een goede speler is het volgende; “Bouw het langzaam op”. Met andere woorden begin een partij niet met de moeilijkste oplossingen. Niet missen is belangrijk. Probeer stoot voor stoot vertrouwen op te bouwen. Je voelt de ballen dan steeds beter aan en durft ook steeds iets verder te gaan.
Psychologie
Spanning, strijd en tactiek… het hoort er ontegenzeggelijk allemaal bij. We kunnen spreken van sport én een psychologisch spel tegelijk. Stany Buyle, de bekende Belgische biljarter en keumaker (EsBee) schreef hierover eind jaren 90 een boek: Biljarten en psychologie. Ik heb dit boek jaren geleden met plezier gelezen. Na het schrijven van deze column ga ik dat nog maar eens doen.
Ook interesse? Hier de link naar het boek.